Een schilderij is een verslag van keuzemomenten. Als in een beeldend soort logboek zijn hier de handelingen van de kunstenaar vastgelegd: in welke verf hij zijn penseel doopte, waar hij zijn gereedschap op het doek zette, met hoeveel kracht en in welke richting hij bewoog, en waar hij het contact weer verbrak. En dat keer op keer, laag op laag.
De kijker die geïnteresseerd is in meer dan de voorstelling probeert dat proces te reconstrueren. Welke streek kwam eerst en welk effect heeft dat op de volgende? Waarom dat friebeltje toegevoegd en daar een stukje weggepoetst? Ja, ik zie het wel, ook al heb je het proberen weg te moffelen. Net als het roze dat je zo effectief onder je zwart hebt verstopt om het donker te laten gloeien.
Het schilderkunstig oeuvre van Daan den Houter onttrekt zich aan deze vorm van mentale reverse engineering. Den Houter schept er een bijna sardonisch genoegen in werken te maken die op het eerste gezicht helder en duidelijk zijn, maar uiteindelijk totaal onleesbaar blijken.
Jaren voordat Banksy het tot veilingstunt verhief, gooide Den Houter al kunstwerken door de shredder. Alleen de heel geduldige puzzelaar kon van de slierten nog een beetje chocola maken. Ook Het Overschilderschilderij stelt het traditionele analyseren van verf op doek behoorlijk op de proef. Iedere volgende kunstenaar die een laag aanbrengt, incorporeert de handelingen van zijn voorgangers. Zo blijft onduidelijk of een bepaald reliëf of draai in de verfhuid de bewuste keuze is van de kunstenaar van dienst of een echo uit het verleden.
Met de epoxyschilderijen uit de huidige tentoonstelling morrelt Den Houter weer lekker aan verwachtingen en vooronderstellingen. Het begint er al mee dat deze panelen niet ‘gewoon’ gepenseeld zijn maar gefreesd en gegoten. Eerst trekt de kunstenaar geultjes in het hout om die daarna, één voor één, te vullen met epoxy. Dat moet drogen voordat er een volgend lijntje kan worden gelegd en tot slot wordt het hele zaakje geschuurd. Dat is dagen, zo niet weken werk. Maar dat zie je niet af aan het perfecte, bijna industriële gladde eindresultaat. De volgorde van werken is soms te achterhalen, dan zit de ene lijn voor het andere, maar Den Houter speelt ook met contrasterende kleuren waardoor een optische dieptewerking ontstaat die omgekeerd kan uitpakken. Het oog denkt houvast te hebben in dit ogenschijnlijk simpele lijnenspel maar wordt volledig zoek gespeeld.
Nog extremer zijn Den Houters ijsschilderijen. Hier wordt de productiefactor tijd niet alleen onkenbaar gemaakt maar zelfs uitgewist. Normaliter krijgt een schilderij naar mate je er langer naar kijkt meer opbouw omdat je meer handelingssporen ontwaart. Maar bij de ijsschilderijen wordt het beeldend logboek juist afgebroken. Het verdwijnt waar je bij staat en op het einde is er niet meer over dan een kleurige plas. Je zou dat misschien een compositie kunnen noemen maar het is de vraag in hoeverre de kunstenaar hiervan de maker is. Natuurlijk, hij koos bepaalde kleuren die hij in specifieke constellaties combineerde, maar aan die vloeibare toverbal op de vloer is onmogelijk nog te zien hoe Den Houter te werk is gegaan.
De ijsschilderijen hebben een destructief soort schoonheid die doet denken aan smeltende ijskappen of de schitterend verkleurde maar morsdode cadmiummeren die Edward Burtynsky fotografeert. Maar terwijl die milieurampen garant staan voor generaties lang ellende, blijft van de ijsschilderijen enkel een schitterende herinnering over. Daarmee trapt Den Houter blijmoedig tegen de gangbare kunstpraktijk, die het liefst werk voortbrengt voor de eeuwigheid. En hij heeft al helemaal lak aan de wetten van de kunstmarkt, waar een werk dat begint te smelten zodra het uit de vriezer komt niet bepaald geldt als fijne handel.
Het zijn stevige statements die Den Houter maakt. En hij maakt ze met een totaal gebrek aan aplomb. Deze tentoonstelling had met een beetje gevoel voor marketing The End of Painting as We Know It kunnen heten. Of Art Killed by Time. Maar nee, het werd iets zonder drama of pretentie: NOU EN.
Je hoort de kunstenaar al zijn herkenbare lach lachen, het plagerig plezier van de practical joker. Hij heeft het weer geflikt en gaat zo terug naar zijn geliefde atelier, om nog wat conventies te slopen en meer kunst te maken.
Edo Dijksterhuis